ECLI:NL:CRVB:2024:1933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van huur en waarborgsom met betrekking tot voorzienbare verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en de waarborgsom. De aanvraag werd afgewezen omdat de verhuizing van appellante en haar partner voorzienbaar was, gezien de aanzegging om de woning te ontruimen en het langdurige conflict met de verhuurder. De Raad oordeelde dat appellante en haar partner hadden moeten reserveren voor de kosten van de verhuizing uit hun uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Er waren geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht zou worden toegekend. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De zaak betreft ook de ingangsdatum van de aan appellante toegekende algemene bijstand, die per 5 april 2020 was vastgesteld. Appellante had aangevoerd dat de ingangsdatum 1 februari 2020 moest zijn, maar de Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat appellante zich eerder bij het college had gemeld voor bijstand. De stelling dat appellante onjuist en onvolledig was voorgelicht, werd niet onderbouwd met concrete gegevens.
Daarnaast werd de verlaging van de bijstand in verband met het ontbreken van woonlasten besproken. Appellante had gesteld dat zij wel woonkosten had, maar deze claim werd niet onderbouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand, de ingangsdatum van de algemene bijstand en de verlaging van die bijstand.