ECLI:NL:CRVB:2024:1918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van duurzaam arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van de Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had op 24 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant was het hier niet mee eens.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapportages en de argumenten van appellant. Appellant stelde dat hij duurzaam geen basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen vanwege een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende aannemelijk had gemaakt dat er in de toekomst mogelijkheden tot ontwikkeling van arbeidsvermogen bestaan. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de motivering van het Uwv voldoende was en dat appellant niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt.
De uitspraak bevestigt dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft, en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door rechter C. Karman, met S.C. Scholten als griffier.