Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
€ 437,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoek, wegingsfactor 0,5).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 11 november 2019, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Tevens werd de weigering van een ZW-uitkering per 16 december 2019 aan de orde gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure met tien maanden is overschreden. De Raad heeft de deskundige, M.M. Wolff-van der Ven, ingeschakeld om de medische situatie van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de belastbaarheid van appellant op de relevante data ongewijzigd was en dat het merendeel van de geselecteerde functies niet geschikt was voor appellant. De Raad heeft de eerdere besluiten van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen om nieuwe besluiten te nemen, waarbij de Raad ook de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft toegewezen. Appellant heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000,-, waarvan € 400,- door het Uwv en € 600,- door de Staat der Nederlanden moet worden vergoed. Daarnaast zijn de proceskosten van appellant vergoed.