In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten op basis van de Participatiewet (PW). Appellanten ontvingen sinds 11 april 2018 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Venray heeft vastgesteld dat zij hun hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres hadden. Dit leidde tot een onderzoek naar hun woon- en leefsituatie, nadat de gemeente een proces-verbaal van de politie ontving waarin stond dat appellanten niet in hun woning werden aangetroffen tijdens een doorzoeking. De sociaal rechercheur heeft vervolgens dossieronderzoek verricht en waarnemingen gedaan bij het uitkeringsadres. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college besloten de bijstand van appellanten per 13 oktober 2021 in te trekken, omdat zij de inlichtingenverplichting hadden geschonden.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat het college onterecht onderzoek heeft gedaan naar hun woon- en leefsituatie en dat dit een ongerechtvaardigde inbreuk op hun recht op respect voor hun privéleven vormde. De Raad voor de Rechtspraak heeft deze beroepsgronden verworpen. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening en dat er voldoende aanleiding was voor het onderzoek, gezien het proces-verbaal van de politie. Ook de stelling van appellanten dat zij in de val waren gelokt door de uitnodiging voor het gesprek op 13 oktober 2021, waarin niet expliciet werd vermeld dat het gesprek met een sociaal rechercheur zou plaatsvinden, werd niet gehonoreerd. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank Roermond.