ECLI:NL:CRVB:2024:1837

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
21/4190 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 4 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/8711. Het hoger beroep werd ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 5 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar nam. Appellant trok zijn hoger beroep in, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. Hij verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep.

De Raad voor de Rechtspraak, Centrale Raad van Beroep, heeft op 25 september 2024 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan veroordeeld kan worden in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten, die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken, in totaal € 5.185,50 bedragen. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, inclusief het door appellant betaalde griffierecht van € 182,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T. Dompeling en griffier S.P.A. Elzer.

Uitspraak

21/4190 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 november 2021, 20/8711 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 september 2024
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 12 september 2022 ter zitting van de Raad behandeld. Het onderzoek is heropend en de Raad heeft een deskundige benoemd.
Het Uwv heeft op 5 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 5 februari 2024 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.248,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 624,-), € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-) en € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport, met een waarde per punt van € 875,-), in totaal € 5.185,50 voor verleende rechtsbijstand. Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5.185,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) S.P.A. Elzer