ECLI:NL:RBZWB:2021:5589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8711
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering. Eiser, die sinds 20 november 2018 arbeidsongeschikt was door zowel fysieke als psychische klachten, ontving een ZW-uitkering die door het UWV in een primair besluit van 5 december 2019 werd beëindigd per 6 januari 2020. Na bezwaar van eiser heeft het UWV het primaire besluit herroepen en de beëindigingsdatum gewijzigd naar 1 oktober 2020. Eiser ging hiertegen in beroep, stellende dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de medische beoordeling van het UWV niet correct was.

Tijdens de zitting op 17 september 2021 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen adequaat waren. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd per 1 oktober 2020. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. Eiser had de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8711 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV, kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) bepaald dat eiser vanaf 6 januari 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Op 31 augustus 2020 heeft het UWV aan eiser laten weten voornemens te zijn de ingangsdatum van de beëindiging van de ZW-uitkering te wijzigen van 6 januari 2020 naar 1 oktober 2020. Eiser heeft op 9 september 2020 hierop gereageerd.
In het besluit van 11 september 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de ZW-uitkering van eiser niet per 6 januari 2020, maar per 1 oktober 2020 wordt beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 september 2021.
Hierbij waren aanwezig: eiser, zijn [naam vader eiser], eisers gemachtigde en E.A.M. Vervoort-ter Haar namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als full time schoonmaker. Hij is voor dat werk uitgevallen op 20 november 2018 met zowel fysieke als psychische klachten.
Het UWV heeft eiser met ingang van 20 november 2018 een ZW-uitkering toegekend.
In het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 6 januari 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en bepaald dat de ZW-uitkering van eiser per 1 oktober 2020 zal worden beëindigd.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 1 oktober 2020, omdat eiser ten minste 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Primaire arts [naam arts] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 12 november 2019. Zij heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts H. van der Horst gerapporteerd dat wat betreft de psychische klachten er met name agressieregulatieproblematiek en ADHD speelt. Volgens [naam arts] blijkt met name hyperactiviteit en niet zozeer een aandachtstekortstoornis te spelen. Vanwege de problemen met de agressieregulatie acht zij eiser beperkt voor conflicthantering en voor het uiten van eigen gevoelens. Door de ADHD acht zij eiser beperkt voor veelvuldige storingen.
Met betrekking tot de fysieke klachten is er sprake van gegeneraliseerde artrose waarvoor eiser eerder beiderzijds een totale heupprotese (THP) heeft ondergaan. Daarnaast ervaart hij
rugproblematiek. Gezien zijn leeftijd, het feit dat hij reeds een THP heeft ondergaan, is de artrose niet alleen leeftijd gerelateerd, maar bovennormaal. Hierdoor worden beperkingen gegeven voor zware fysiek arbeid.
Eiser heeft geen aandoening die hem energetisch zou moeten beperken, hij is niet verminderd beschikbaar vanwege intensief te volgen behandelingen, noch bestaat uit preventief oogpunt de noodzaak tot een duurbeperking. Hij voldoet niet aan één van de criteria voor geen benutbare mogelijkheden.
Binnen een jaar ziet de primaire arts een redelijk tot goede kans op een relevante verbetering door het natuurlijk herstel van de aandoening en/of adequate behandeling. Haar verwachting is dat de belastbaarheid op langere termijn nog aanzienlijk zal verbeteren.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft zij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 november 2019.
5.2
Verzekeringsarts b&b S.J.J.M. Gommers heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De verzekeringsarts b&b stelt dat de primaire arts op grond van de medische bevindingen duidelijke, arbeidsrelevante beperkingen heeft aangenomen. Gelet op de nu bekende gegevens meent de verzekeringsarts b&b dat er redenen zijn om enigszins af te wijken van het oordeel van de primaire arts. De verzekeringsarts b&b acht regelmatige werktijden aangewezen. Voor de fysieke klachten en beperkingen merkt de verzekeringsarts b&b op dat eiser bekend is met vooral rug-, heup- en knieklachten. In de rug is er (blijkbaar) sprake van slijtage, en op zijn 47e levensjaar kreeg hij links een kunstheup en op zijn 48e levensjaar rechts een kunstheup. De huisarts spreekt reeds in 2009 over coxartrose. Verder was er beiderzijds bicepsruptuur in 2015. De primaire arts heeft ook duidelijke arbeidsrelevante beperkingen aangenomen. Zij heeft haar belastbaarheidsoordeel mede gebaseerd op eigen (lichamelijk) onderzoek en eiser aangewezen geacht op fysiek niet te zwaar werk. Gommers kan zich vinden in het belastbaarheidsoordeel, maar met de aanvulling dat het duwen/trekken en het tillen/dragen beperkt wordt, net als frequent hanteren van zware lasten tijdens het werk. De combinatie van rug-, heup-, knie- en bovenarmklachten leidt tot deze aanvullende beperking. Voor astmatische klachten heeft eiser als medicatie salbutamol. Hoewel hij aangeeft nog 1 tot 2 jointjes in de avond te nemen, lijkt het Gommers alleszins redelijk werk te duiden in een longvriendelijk milieu, waarbij prikkelende stoffen moeten worden vermeden. In verband met het dubbelzien acht Gommers fijn-optisch werk als micromontage beperkt, maar ziet hij geen aanleiding voor een verdergaande beperking. De verzekeringsarts b&b heeft in lijn met het voorgaande de FML van 3 augustus 2020 vastgesteld.
5.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij ernstigere gebreken en beperkingen kent dan het UWV heeft vastgesteld en minder belastbaar is dan gesteld. Hij stelt dat de medische informatie die hij eerder heeft aangeleverd samen met ‘zijn verhaal’ zijn standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is, ondersteunen. Mocht de rechtbank daar anders over denken, dan verzoekt eiser een onafhankelijke deskundige aan te stellen om tot een eerlijke(re) afgewogen beslissing te komen. Er is namelijk geen sprake van een eerlijk proces. De duiding van nieuwe functies en daarom verschuiven van de hersteldatum naar 1 oktober 2020 verandert niet dat eiser niet in staat is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten en daarom beoogt eiser de zaak in volle omvang aan de rechtbank voor te leggen.
5.4
Oordeel rechtbank over medische beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde psychische klachten, visusklachten en overige fysieke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waarin de rechtbank aanleiding ziet te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de bezwaren waarnaar eiser heeft verwezen door de verzekeringsarts b&b nadrukkelijk in de afwegingen zijn betrokken. Het dossier bevat geen medische informatie waaruit blijkt dat deze verzekeringsarts medisch niet correct heeft geoordeeld. In beroep is ook geen medische informatie aangeleverd die alsnog dient te leiden tot twijfel aan de medische afwegingen of vertaalslag op met name persoonlijk en sociaal functioneren.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om een onafhankelijk medisch deskundige in te schakelen. Nu niet is gebleken dat in de FML van 3 augustus 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en schadecorrespondent (Sbc-code 516080).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 5 december 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 13 augustus 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij in het geheel niet in staat is werkzaamheden uit te voeren.
Ter zitting heeft eiser nog benadrukt 40 jaar lang altijd zwaar werk als dakdekker te hebben gedaan en ook daardoor niet meer in staat te zijn werk als schoonmaker en productiemedewerker textiel te verrichten.
De rechtbank wijst er op dat het CBBS-schattingssysteem zoals dat door het UWV wordt gehanteerd, is geaccepteerd door de Centrale Raad van Beroep. Uit dit systeem vloeit voort dat theoretische functies worden geduid waarvan de belastingen niet conflicteren met de beperkingen zoals die zijn vastgelegd in de FML. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank eerder heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering als eiser niet meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 1 oktober 2020.
8.
Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 4 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De rechter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.