ECLI:NL:CRVB:2024:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Appellante had aangevoerd dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, en dat zij niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Raad volgde dit standpunt niet en concludeerde dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad heeft het Uwv opgedragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door alsnog een medisch onderzoek uit te voeren tijdens een spreekuurcontact met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit onderzoek vond plaats op 25 maart 2024, waarna de Raad oordeelde dat het medisch onderzoek nu zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van 5 mei 2022 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.062,50 bedragen, en tot vergoeding van het griffierecht van € 186,-.