ECLI:NL:CRVB:2024:182

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
22/517 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand en de noodzaak van financiële gegevens

In deze zaak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand door het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Appellant had op 15 oktober 2019 een aanvraag om bijstand ingediend, maar het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellant geen afschriften van zijn PayPal-rekening heeft ingeleverd. Appellant betoogt dat deze afschriften niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag en dat hij daarover niet kon beschikken. Hij doet ook een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De Raad oordeelt echter dat de gronden van appellant niet slagen en laat de buitenbehandelingstelling in stand.

De Raad stelt vast dat appellant niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt, waaronder de PayPal-afschriften, die essentieel zijn voor de beoordeling van zijn financiële situatie. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de beslissing van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet heeft voldaan aan de verzoeken om aanvullende informatie. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel wordt eveneens verworpen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat de beslissing van het dagelijks bestuur onredelijk was.

De uitspraak bevestigt dat de aanvraag om bijstand van appellant niet inhoudelijk zal worden beoordeeld en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2024.

Uitspraak

22/517 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 januari 2022, 20/5712 PW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 16 januari 2024

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 12 december 2019 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van appellant om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 17 februari 2020 (bestreden besluit) bij de buitenbehandelingstelling gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. V.M.C. Verhaegen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 22/465 PW, 22/468 PW en 22/481 PW, plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Verhaegen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.M. Feijtel, [X] en [B]. In de zaken 22/465 PW en 22/468 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan. In zaak 22/481 PW is een schikking tot stand gekomen. In die zaak is het hoger beroep ingetrokken.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt de Raad de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat appellant onder meer geen afschriften van zijn PayPal-rekening heeft ingeleverd. Appellant voert aan dat deze afschriften niet nodig zijn om zijn aanvraag om bijstand te beoordelen en dat hij daarover ook niet kon beschikken. Ook doet appellant een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De Raad komt tot het oordeel dat deze gronden niet slagen en laat de buitenbehandelingstelling in stand.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft zich op 15 oktober 2019 gemeld bij het dagelijks bestuur voor het doen van een aanvraag om bijstand op grond van de PW en heeft op 1 november 2019 de aanvraag ingediend.
1.2.
Het dagelijks bestuur heeft appellant met brieven van 12 november 2019 en 22 november 2019 verzocht om voor 19 november 2019, onderscheidenlijk 28 november 2019 voor de beoordeling van de aanvraag de benodigde maar ontbrekende gegevens te verstrekken, waaronder afschriften van zijn PayPal-rekening. Appellant heeft op 18 november 2019 een aantal gegevens verstrekt. Nadat het college in een brief van 3 december 2019 de laatste hersteltermijn op verzoek van appellant had verlengd, heeft appellant op 4 december 2019 nog een aantal gegevens overgelegd. De gevraagde PayPal-afschriften heeft appellant niet verstrekt.
1.3.
Het dagelijks bestuur heeft vervolgens de onder het procesverloop vermelde besluiten genomen. Het dagelijks bestuur heeft aan het bestreden besluit, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Appellant heeft niet alle gevraagde gegevens overgelegd. Onder meer heeft hij geen afschriften van zijn PayPal-rekening verstrekt. Deze gegevens hebben betrekking op de inkomens- en vermogenspositie van appellant en zijn dus van belang voor de beoordeling van zijn bijstandbehoevendheid. Nu het dagelijks bestuur niet de beschikking heeft over deze gegevens, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld en kon het dagelijks bestuur in redelijkheid van de bevoegdheid gebruik maken om de aanvraag niet te behandelen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag om bijstand van appellant buiten behandeling te stellen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De bijstandverlenende instantie kan besluiten een aanvraag om bijstand niet te behandelen als de gegevens en stukken die de aanvrager heeft verstrekt onvoldoende zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Maar dan moet de aanvrager wel eerst de gelegenheid hebben gehad om de aanvraag binnen een door de bijstandverlenende instantie gestelde termijn aan te vullen. Dit volgt uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. Het gaat daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit volgt uit artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
4.3.
Vaststaat dat appellant niet alle door het dagelijks bestuur bij brieven van 12 november 2019, 22 november 2019 en 3 december 2019 gevraagde gegevens binnen de daarvoor gestelde termijnen heeft verstrekt. Alleen al omdat appellant geen afschriften van zijn PayPal-rekening heeft verstrekt, heeft hij niet volledig aan het verzoek van het dagelijks bestuur voldaan.
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat deze afschriften niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag omdat zijn PayPal-rekening gekoppeld is aan zijn bankrekening bij de Rabobank. Het dagelijks bestuur beschikt over alle bankafschriften van zijn Rabobankrekening en kan volgens appellant hierop zien welke bedragen zijn overgeboekt naar en van de PayPal-rekening. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.1.
Voor de beoordeling of appellant verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden is zijn financiële situatie een essentieel gegeven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de afschriften van de PayPal-rekening in dat kader nodig zijn, omdat op een PayPal-rekening geld kan staan zonder dat dit wordt overgeschreven naar de hieraan gekoppelde bankrekening. Op die manier zou appellant op zijn PayPal-rekening over middelen kunnen beschikken die buiten het zicht van het dagelijks bestuur blijven.
4.5.
Appellant heeft verder aangevoerd dat hij niet kon beschikken over de gevraagde PayPal-afschriften omdat hij zijn PayPal-rekening al beëindigd had. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het feit dat appellant zijn PayPal-rekening op 15 november 2019 heeft beëindigd en daardoor achteraf niet meer over deze gegevens kon beschikken, voor zijn rekening en risico komt. Daarbij komt dat appellant op het moment dat het dagelijks bestuur voor de eerste keer om gegevens verzocht, nog wel toegang had tot zijn rekening. Appellant kon dus redelijkerwijs beschikken over de afschriften van zijn PayPal-rekening. Daarbij komt dat appellant zijn stelling dat hij niet meer over de afschriften kon beschikken niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.6.
Uit 4.4.1 en 4.5.1 volgt dat het dagelijks bestuur bevoegd was de aanvraag buiten behandeling te stellen.
4.7.
Appellant heeft een beroep op het evenredigheidsbeginsel gedaan. In dat kader heeft appellant ter zitting gesteld dat het dagelijks bestuur hem het voordeel van de twijfel had moeten geven en hem had moeten geloven dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Dit beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
4.7.1.
In 4.4.1 is al tot uitdrukking gebracht dat en waarom het dagelijks bestuur de ontbrekende afschriften van de PayPal-rekening nodig had om de aanvraag te kunnen beoordelen. Aangezien die afschriften ontbreken, is het dagelijks bestuur ook bij de heroverweging van het besluit tot buitenbehandelingstelling niet toegekomen aan de beoordeling van de bijstandbehoevendheid van appellant. Appellant heeft niet gemotiveerd op grond waarvan de buitenbehandelingstelling in zijn geval onder de gegeven omstandigheden een onredelijke uitkomst is. Hij heeft daarmee zijn stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel niet aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat het dagelijks bestuur hem niet het voordeel van de twijfel heeft gegeven is gelet op wat in 4.2 tot en met 4.6 is overwogen daarvoor niet toereikend.

Conclusie en gevolgen

4.8.
Uit 4.2 tot en met 4.7.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat de buitenbehandelingstelling in stand blijft en dat de aanvraag om bijstand van appellant dus niet inhoudelijk zal worden beoordeeld.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en A.M. Rentema-Westerhof als leden, in tegenwoordigheid van F.C. Meershoek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2024.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) F.C. Meershoek

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht:
De aanvrager verschaft (…) de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht:
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.