ECLI:NL:CRVB:2024:1813

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
23/2938 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, waarbij het bestuursorgaan volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Appellante had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 september 2023.

Namens appellante heeft mr. E.H.J. aan de Stegge, advocaat, het hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 8 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Op 13 augustus 2024 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze veroordeling.

De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, waardoor de intrekking van het beroep gerechtvaardigd was. De proceskosten zijn begroot op € 4.312,50, inclusief het griffierecht van € 186,- dat het Uwv aan appellante dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

23/2938 WIA
Datum uitspraak: 18 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 september 2023, 22/4518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.H.J. aan de Stegge, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 8 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 13 augustus 2024 heeft mr. Aan de Stegge namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Bij brief van 17 augustus 2024 heeft appellante een specificatie gegeven van haar proceskosten.
Het Uwv heeft op 21 augustus 2024 meegedeeld zich niet te zullen verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten van appellante.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 juli 2024 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en met wegingsfactor 1) en € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het nader besluit, met een waarde per punt van € 875,- en met wegingsfactor 1).
Ook de kosten die appellante heeft gemaakt voor het laten opmaken van het aanvullende rapport van 2 mei 2024 door het Expertise Orgaan komen voor een vergoeding in aanmerking. Deze kosten bedragen volgens de door appellante overgelegde nota € 1.250,- (inclusief omzetbelasting).
Het totale bedrag van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedraagt € 4.312,50.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 4.312,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) S.P.A. Elzer