ECLI:NL:RBZWB:2023:6259

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4518
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en heropening van de procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres ontving sinds 28 juli 2019 een WIA-uitkering, maar het UWV heeft deze per 6 december 2021 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar beoordeeld, waarbij zij heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om de zaak te heropenen, ondanks het verzoek van eiseres om aanvullende medische informatie te overleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft dat een spreekuurcontact niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd en geconcludeerd dat eiseres op 5 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze zaak. De proceskosten van eiseres worden niet vergoed, omdat zij in beroep geen gelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4518

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
([gemachtigde]).

Inleiding

Het UWV heeft de WIA [1] -uitkering van eiseres met ingang van 6 december 2021 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 12 augustus 2022.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 10 augustus 2023.

Heropening

1. Op 26 augustus 2023, nadat het onderzoek gesloten is, heeft eiseres laten weten dat zij niet instemt met het feit dat geen zitting wenselijk zou zijn en dat zij nog medische informatie wenst te overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om de zaak te heropenen. De brief waarin de rechtbank toestemming vraagt om het onderzoek op de zitting achterwege te laten is door de gemachtigde van eiseres ontvangen. De daarin genoemde termijn heeft de gemachtigde ongebruikt gelaten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

2. Eiseres ontving sinds 28 juli 2019 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3. Op 25 mei 2021 is namens de ex-werkgever van eiseres een verzoek om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 5 oktober 2021 voor 26,52% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 6 december 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van
29 juli 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 september 2021.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
11 augustus 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij betwist dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld. Er is sprake van strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Ondanks dat eiseres er uitdrukkelijk om heeft verzocht, is de verzekeringsarts B&B niet aanwezig geweest bij de hoorzitting. Er heeft ten onrechte geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden met een geregistreerde verzekeringsarts. Daarnaast negeerde het UWV grotendeels de overgelegde verzekeringsgeneeskundige contra-expertise, zonder dit voldoende en adequaat te motiveren. Ook vindt eiseres dat de verzekeringsarts B&B geen, althans onvoldoende, actuele medische informatie heeft opgevraagd. Verder voert eiseres aan dat haar klachten zijn onderschat en haar herstelprognose te gunstig wordt ingeschat. Er moeten volgens haar meer beperkingen worden opgenomen in de FML. Volgens eiseres had moeten worden aangesloten bij de FML van 19 juni 2019, die ten grondslag lag aan de toekenning van de WIA-uitkering per 28 juli 2019. De geduide functies vindt eiseres gezien haar klachten niet passend. Eiseres heeft medische informatie overgelegd van de GGZ-instelling waar zij onder behandeling is, haar huisarts en een contra-expertise van het Expertise Orgaan. Daarnaast heeft eiseres haar dagverhaal beschreven.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 5 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
11. Eiseres voert aan dat er ten onrechte geen spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] dat indien de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en er in de primaire fase geen spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B in onderhavige zaak voldoende gemotiveerd dat er kon worden afgezien van een spreekuurcontact dan wel het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat in de primaire fase een fysiek spreekuurcontact met een arts heeft plaatsgevonden waarbij de arts gebruik heeft gemaakt van de aanwezige medische informatie. De in bezwaar aangeleverde medische informatie gaf volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding voor een fysiek contact. Uit de medische informatie bleek geen aanleiding voor het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek, noch van beduidend andere pathologie welke het stellen van aanvullende vragen aan cliënte noodzakelijk maakte. Al met al heeft de verzekeringsarts B&B daarom geconcludeerd dat het bijwonen van de hoorzitting niet bijdragend was. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B hierin volgen.
12. Verder voert eiseres aan dat er ten onrechte geen actuele medische informatie is opgevraagd. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 29 juli 2022 aangegeven dat zij dit inderdaad niet gedaan heeft, omdat eiseres zelf zeer goed in staat was uitgebreid en in detail aan te geven wat haar gezondheidstoestand was en welke behandelingen zij heeft gehad. Ook was er op dat punt geen grove wijziging geweest op medisch vlak (bijvoorbeeld een nieuwe behandeling), welke aanleiding zou geven tot het opvragen van nieuwe medische informatie. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B hierin volgen. Daarnaast kan de rechtbank de verzekeringsarts B&B volgen in de stelling dat eiseres zelf de mogelijkheid heeft gehad om aanvullende medische informatie in te dienen.
13. De stelling van eiseres dat het UWV de overgelegde verzekeringsgeneeskundige contra-expertise grotendeels heeft genegeerd zonder dit voldoende en adequaat te motiveren, kan de rechtbank niet volgen. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende uitgelegd waarom zij de urenbeperking die in de contra-expertise wordt voorgesteld, niet overneemt.
14. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en dan in het bijzonder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende zorgvuldig en duidelijk heeft onderbouwd hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 5 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B vindt dat de primaire arts de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld in de FML van
2 september 2021. De beperkingen sluiten volgens haar aan bij de aard en ernst van de aanwezige medische problematiek. Er zijn beperkingen opgenomen in de FML-rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen en werktijden.
16. Eiseres is van mening dat zij meer beperkt is op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Ook vindt zij dat een urenbeperking is aangewezen.
17. Omdat eiseres haar standpunten niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op
5 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per
6 december 2021 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WIA = Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.CRvB 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.