ECLI:NL:CRVB:2024:1805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van beslaglegging op IVA-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 22 december 2021 het bezwaar van appellante tegen de betaalspecificatie van 11 januari 2021 ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 september 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad heeft overwogen dat het Uwv gehouden is om medewerking te verlenen aan de beslaglegging en dat het niet aan het Uwv is om de geldigheid van het door de deurwaarder gelegde beslag te beoordelen. Appellante ontving een IVA-uitkering en had bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificatie, waarin onder andere een bedrag aan derden werd uitbetaald. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de betaalspecificatie vatbaar was voor bezwaar en beroep, maar dat de gronden van appellante met betrekking tot de beslaglegging al eerder door de rechtbank en de Raad zijn verworpen. Appellante kan haar bezwaren tegen de beslaglegging aan de civiele rechter voorleggen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor het betaalde griffierecht.