ECLI:NL:CRVB:2024:1777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uwv per 12 november 2020. Appellante betwist deze beëindiging en stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om haar eigen werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende bewijs is dat appellante per 12 november 2020 weer geschikt was voor haar eigen werk. De Raad volgt de argumenten van het Uwv en de rechtbank, die hebben vastgesteld dat appellante niet met objectieve medische gegevens heeft aangetoond dat zij niet in staat was om haar werkzaamheden te verrichten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat appellante door haar psychische of fysieke klachten niet in staat was om haar eigen werk te verrichten. De beëindiging van de ZW-uitkering blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.