ECLI:NL:CRVB:2024:1774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
21/2081 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van der Geld, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 juli 2024, waarbij appellante niet aanwezig was, terwijl het college vertegenwoordigd was door mr. S.N. van de Heykant.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat het geschil betrekking heeft op een reeds verstreken periode en dat er geen kosten zijn gemaakt door appellante voor de geleverde ondersteuning in die periode. De Raad concludeert dat er geen ander belang is dat een inhoudelijke beoordeling rechtvaardigt. Daarom wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

21/2081 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 april 2021, 20/4299 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein (college)
Datum uitspraak: 11 september 2024

SAMENVATTING

De Raad oordeelt dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.A.M. van der Geld hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Mr. Van der Geld heeft zich als gemachtigde onttrokken.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 juli 2024. Appellante is, ondanks oproeping, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.N. van de Heykant.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Het college heeft aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 maatwerkvoorzieningen voor huishoudelijke ondersteuning verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), eerst voor vijf uur per week en in de periode van 13 juli 2019 tot en met 12 mei 2020 voor drieënhalf uur per week.
1.2.
Bij besluit van 11 mei 2020 heeft het college voor de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 november 2020 aan appellante (opnieuw) een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een pgb verstrekt voor drieënhalf uur per week. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 oktober 2020, verzonden op 14 oktober 2020 (bestreden besluit).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of appellante procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [1]
4.2.
Het geschil gaat over de beoordeling van een al verstreken periode. Niet is gesteld of gebleken dat appellante kosten heeft gemaakt vanwege geleverde huishoudelijke ondersteuning in die periode. Verder is niet gesteld of gebleken van enig ander belang bij beoordeling van de aangevallen uitspraak. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat appellante procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Dit betekent dat de Raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
5. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) S.S. Blok

Voetnoten

1.Uitspraak van 8 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:88.