Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser 2], uit [woonplaats] , als wettelijk vertegenwoordigers van
[minderjarige], eisers,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, de ouders van een minderjarige budgethouder, en Zilveren Kruis Zorgkantoor. Eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van het persoonsgebonden budget (pgb) voor hun kind, dat op 24 januari 2022 was toegekend. Het zorgkantoor had het pgb per 1 december 2022 beëindigd, omdat de administratie niet volledig was en de zorg niet doelmatig werd ingezet. In het bestreden besluit van 15 juni 2023 verklaarde het zorgkantoor het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk, omdat de budgethouder op 2 januari 2023 uit huis was geplaatst en zij daardoor geen procesbelang meer zouden hebben.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eisers niet in hun procesbelang zijn geslaagd. De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor terecht had geoordeeld dat eisers geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit, omdat de budgethouder niet meer bij hen woonde en er geen pgb kon worden toegekend zolang hij niet thuis was. De rechtbank benadrukte dat het hebben van een louter formeel of principieel belang onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. Bovendien was er geen bewijs dat eisers schade hadden geleden door de beëindiging van het pgb.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het zorgkantoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Eisers kregen geen gelijk en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd gedaan door rechter E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk, en werd openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.