ECLI:NL:CRVB:2024:1765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) met betrekking tot blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 1991, heeft epilepsie en een psychotische stoornis. Het CIZ had op 30 september 2021 de aanvraag van appellant afgewezen, omdat er volgens hen geen blijvende behoefte was aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals vereist in artikel 3.2.1 van de Wlz. Deze afwijzing werd na bezwaar door het CIZ gehandhaafd in een besluit van 14 april 2022.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde hoger beroep in, waarbij hij aanvoerde dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig was en dat hij wel degelijk een blijvende behoefte had aan zorg. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 18 juli 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Shaaban, en het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater.
De Raad oordeelde dat het CIZ voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht. Er was een huisbezoek afgelegd en informatie was opgevraagd bij de behandelaars van appellant. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat appellant een blijvende behoefte aan zorg had, ondanks de verwijzing naar een brief van een klinisch geneticus. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.