Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 maart 2022 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft betrokkene, die vanaf januari 2020 een politieopleiding volgde, een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting op grond van artikel 14a van het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp). De korpschef van politie heeft dit verzoek afgewezen, met de argumentatie dat betrokkene niet tijdelijk was gehuisvest, aangezien zij vanaf het begin van haar opleiding woonachtig was in [plaats 2]. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard en de korpschef opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. De korpschef heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake was van tijdelijke huisvesting. De Raad oordeelt dat de korpschef terecht heeft geweigerd de tegemoetkoming te verstrekken, omdat betrokkene permanent in [plaats 2] woonde en er geen sprake was van een tijdelijke situatie. De Raad benadrukt dat de regeling voor tijdelijke huisvesting is bedoeld voor situaties waarin aspiranten hun oorspronkelijke woning tijdelijk moeten verlaten voor hun opleiding. Aangezien betrokkene haar oorspronkelijke woning niet tijdelijk heeft achtergelaten, is er geen recht op de gevraagde tegemoetkoming. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond.