Uitspraak
)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid per 22 september 2016 is vastgesteld op 48,96%. Appellante, die zich op 25 september 2014 ziekmeldde, betwist de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 september 2016. De Centrale Raad van Beroep heeft een onafhankelijke deskundige, L. Greveling-Fockens, ingeschakeld om de situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeert dat appellante meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat het Uwv de FML moet herzien in overeenstemming met het rapport van de deskundige en moet beoordelen welke gevolgen dit heeft voor de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad vernietigt het bestreden besluit van het Uwv en draagt hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 6.915,66 bedragen.