Uitspraak
9 mei 2021 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
PROCESVERLOOP
E.M.C. Beijen.
OVERWEGINGEN
Inleiding
25 februari 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 8 april 2021 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 9 mei 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Het oordeel van de Raad
Medische beoordeling
16 februari 2022 en van 28 februari 2023 voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat op de datum in geding geen sprake was van een tenniselleboog. De provocatieproeven waren namelijk negatief en tijdens lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen aan de ellebogen geconstateerd. Uit het ingebrachte patiëntdossier van de fysiotherapeut blijkt wel dat appellante zich op 19 februari 2020 heeft gemeld met klachten aan de armen maar de einddatum van de behandeling ligt voor de datum in geding. De verzekeringsarts ziet daarom geen reden om aan te nemen dat appellante op de datum in geding beperkingen had vanwege een tenniselleboog. Er bestaat geen reden om dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.