ECLI:NL:CRVB:2024:1688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering met schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, geboren in 1993, had in 2019 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat het Uwv oordeelde dat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank en het Uwv ten onrechte hebben geconcludeerd dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv aannemelijk heeft gemaakt dat er op 7 februari 2019 geen sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,-. De Raad heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en proceskosten aan appellante. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, maar erkent de overschrijding van de redelijke termijn en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding.