ECLI:NL:CRVB:2024:1682
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de re-integratieverplichtingen en de voortzetting van de ziekengeldsanctie door het Uwv
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de aan haar werkgeefster opgelegde administratieve ziekengeldsanctie niet wilde bekorten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft de re-integratieverplichtingen van de werkgeefster van appellante, die als eigenrisicodrager verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Ziektewet. Appellante, die zich op 8 juni 2019 ziekmeldde, heeft in 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft de werkgeefster een ziekengeldsanctie opgelegd vanwege onvoldoende informatie over het re-integratietraject. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv om de sanctie niet te bekorten, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 20 juni 2024, waar appellante en haar advocaat, mr. E. Kafa, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv, mr. I.J. van Riet. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat de werkgeefster tekort is geschoten in haar re-integratieverplichtingen en dat de ziekengeldsanctie op inhoudelijke gronden voortgezet kan worden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen, wat betekent dat zij geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.