In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante had eerder geen arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010 gekregen en verzocht om herziening van de besluiten van 1 december 2010 en 19 januari 2015. Het Uwv had deze verzoeken afgewezen, stellende dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op de eerdere besluiten. Appellante had aangevoerd dat nieuwe informatie over haar geestelijke gezondheid en zorgbehoefte niet was meegenomen in de eerdere beoordelingen. De Raad volgde echter de argumentatie van het Uwv en de rechtbank, dat de eerder vastgestelde feiten en omstandigheden nog steeds van toepassing waren en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.