ECLI:NL:CRVB:2024:1656

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
22/2731 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag aan onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant, die inkomsten uit hennepteelt heeft genoten. Appellant ontving sinds 18 juni 2005 een Wajong-uitkering, maar in zijn woning werd op 4 december 2018 een hennepkwekerij aangetroffen. Het Uwv concludeerde, op basis van diverse rapporten en proces-verbaal van de politie, dat appellant in de periode van 8 mei 2018 tot en met 3 december 2018 in totaal € 13.595,07 aan inkomsten uit hennepteelt had. Hierop heeft het Uwv besloten om de Wajong-uitkering van appellant te korten en een bedrag van € 8.858,64 terug te vorderen.

De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat hij geen hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht is uitgegaan van de gegevens uit het politierapport en het rapport van Enexis, en dat de terugvordering van de Wajong-uitkering gerechtvaardigd is. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

22/2731 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 13 juli 2022, 20/3032 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht een bedrag aan onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering van appellant heeft teruggevorderd. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv door appellant genoten inkomsten uit hennepteelt terecht op zijn Wajonguitkering in mindering heeft gebracht en dat het Uwv terecht van appellant een bedrag van € 8.858,64 heeft teruggevorderd.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Ikiz, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend. Het Uwv heeft vragen van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 juli 2024. Voor appellant is mr. Ikiz verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.W.C. Jacobs.

OVERWEGINGEN

Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontving sinds 18 juni 2005 een Wajong-uitkering
.Appellant stond, ten tijde van belang, ingeschreven op het adres [adres] in [plaatsnaam] .
1.2.
Op 4 december 2018 heeft de politie eenheid Limburg (politie) een hennepkwekerij aangetroffen in de woning van appellant. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft een themaonderzoeker van het Uwv een nader onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende Wajong-uitkering en heeft een gesprek plaatsgevonden met appellant. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in een rapport van 19 september 2019. Gelet op de processen-verbaal van de politie van 23 december 2018, 11 maart 2019 en 30 juli 2019, het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van de politie van 23 december 2018 (het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel), de bestuurlijke rapportage van 6 december 2018 en de rapportage elektriciteitsmeting van Enexis B.V. van 17 december 2018, heeft het Uwv geconcludeerd dat appellant in de periode van 8 mei 2018 tot en met 3 december 2018 inkomsten heeft gehad uit hennepteelt van in totaal € 13.595,07.
1.3.
De resultaten van het onderzoek, zoals neergelegd in het rapport van 19 september 2019, zijn voor het Uwv aanleiding geweest om bij besluit van 5 november 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 oktober 2020 (bestreden besluit), de Wajong-uitkering van appellant over de periode van 8 mei 2018 tot en met 3 december 2018 te korten met het wederrechtelijk verkregen voordeel en de over deze periode onverschuldigd betaalde Wajonguitkering tot een bedrag van € 8.858,64 van appellant terug te vorderen.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv, gezien het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de politie en de bestuurlijke rapportage, aannemelijk heeft geacht dat appellant inkomsten heeft gehad uit hennepteelt. Het Uwv heeft op 19 september 2019 een onderzoeksrapport opgemaakt, waarbij mede gebruik is gemaakt van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij. Hierin is een totale bruto opbrengst aan hennep per oogst van € 5.424,50 vastgesteld. Uitgegaan wordt van drie eerder gerealiseerde oogsten in de kweekruimte, gelet op het energieverbruik zoals dat volgt uit het rapport van Enexis van 17 december 2018. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het forse energieverbruik het gevolg was van de aanwezige zonnebank en airco’s. Dat geldt evenzeer voor de stelling dat de foto’s niet volledig zouden zijn, nu deze apparaten daar niet op te zien waren. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het Uwv wel uit mocht gaan van het rapport van Enexis, ook al bevat deze een kennelijke verschrijving. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv het bedrag van € 13.595,07 aan wederrechtelijk verkregen voordeel uit drie oogsten vervolgens heeft toegerekend aan de periode die direct vooraf gaat aan de ontdekking van de hennepkwekerij. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant zijn stellingen dat hij niets weet van een hennepkwekerij en de sleutel van zijn appartement in november 2018 aan een vriend heeft gegeven, niet heeft onderbouwd. Het Uwv mocht daarom uitgaan van de vooronderstelling dat appellant (mede)eigenaar is geweest van de hennepkwekerij en dat de opbrengst hem ten goede is gekomen. Nu de omvang van de inkomsten niet kan worden bepaald aan de hand van overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens, mocht het Uwv de inkomsten op een redelijke wijze schatten en daartoe uitgaan van het over de periode in geding vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel aan de zijde van appellant van € 13.595,07. Dit betekent dat het Uwv de Wajong-uitkering over de periode van 8 mei 2018 tot en met 3 december 2018 terecht heeft teruggevorderd.
Het hoger beroep van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Ter zitting heeft appellant zijn gronden zo geformuleerd en samengevat dat hij stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, dat hij geen hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en dat hij geen inkomsten heeft gehad uit hennepteelt. Ten onrechte is het proces-verbaal van de politie als uitgangspunt genomen en daarom is ten onrechte geoordeeld dat sprake is geweest van een hennepkwekerij waarbij drie oogsten zijn geweest.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over het korten van inkomsten en de terugvordering van de onverschuldigd aan appellant betaalde Wajong uitkering in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in beroep. De stelling dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat de gegevens uit de processen verbaal van de politie, het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel en het rapport van Enexis onbetrouwbaar zijn, heeft appellant ook in hoger beroep onvoldoende concreet onderbouwd. Niet blijkt waarom niet kon worden uitgegaan van de cijfers van Enexis, die voor wat betreft het energieverbruik zijn gebaseerd op het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016. De voor het eerst ter zitting aangehaalde cijfers over het energieverbruik, afkomstig van een website over hoe hennep kan worden geteeld, kunnen daar niet aan afdoen. Dat het Uwv is uitgegaan van de gegevens uit het politierapport en het rapport van Enexis, is daarmee niet onzorgvuldig.
4.2.
Niet in geschil is dat in de woning van appellant een hennepkwekerij is aangetroffen. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen volgt uit rechtspraak van de Raad dat het feit dat in de door appellant gehuurde woning een hennepkwekerij is aangetroffen de vooronderstelling rechtvaardigt dat appellant de (mede)eigenaar van die hennepkwekerij is geweest en dat de opbrengst daarvan ook hem ten goede is gekomen. Het is dan aan appellant om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij de hennepkwekerij niet heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen. [1] Als appellant deze gegevens niet heeft verstrekt, is het Uwv volgens vaste rechtspraak van de Raad bevoegd om de inkomsten schattenderwijs vast te stellen. [2] De gevolgen van het ontbreken van concrete, verifieerbare gegevens over het inkomen van appellant vallen geheel binnen zijn risicosfeer.
4.3.
Uitgaande van de vastgestelde feiten en onder 4.2 opgenomen maatstaf lag het op de weg van appellant om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij niet heeft geëxploiteerd en ook overigens in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen. Hierin is appellant niet geslaagd. Appellant heeft geen stukken ingediend. Daarnaast heeft appellant ook in hoger beroep zijn stellingen dat hij de sleutel van zijn woning in november 2018 aan een vriend heeft gegeven en hij zelf bij zijn vriendin verbleef in het geheel niet onderbouwd. Bovendien is deze bewering in strijd met wat appellant verder in hoger beroep heeft aangevoerd over het aantal oogsten waar het Uwv, in navolging van het politierapport en het rapport van Enexis, van is uitgegaan. Ook als er slechts twee eerdere oogsten zouden zijn geweest, zoals appellant ter zitting heeft gesteld, zou de kweekperiode al eerder zijn begonnen dan in november 2018.
4.4.
Het Uwv is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen terecht uitgegaan van de vooronderstelling dat appellant de exploitant van de hennepkwekerij is geweest en daaruit inkomsten heeft ontvangen. Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat, nu de omvang van de inkomsten niet kan worden bepaald aan de hand van overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens, het Uwv de inkomsten schattenderwijs mocht vaststellen. Het Uwv mocht daarbij in redelijkheid uitgaan van het door de politie berekende vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel van € 13.595,07. De conclusie dat dit bedrag is gebaseerd op een redelijke schatting van de inkomsten van appellant uit de hennepkwekerij in zijn woning, leidt ertoe dat het Uwv terecht inkomsten heeft gekort en de onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering heeft teruggevorderd.
4.5.
Tot slot is geen sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien. De enkele stelling van appellant dat hij meerdere schulden heeft is, nog afgezien van het gebrek aan onderbouwing hiervan, daarvoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de terugvordering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2024.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) D. Kovac

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4127.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2083.