Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.Appellant stond, ten tijde van belang, ingeschreven op het adres [adres] in [plaatsnaam] .
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag aan onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant, die inkomsten uit hennepteelt heeft genoten. Appellant ontving sinds 18 juni 2005 een Wajong-uitkering, maar in zijn woning werd op 4 december 2018 een hennepkwekerij aangetroffen. Het Uwv concludeerde, op basis van diverse rapporten en proces-verbaal van de politie, dat appellant in de periode van 8 mei 2018 tot en met 3 december 2018 in totaal € 13.595,07 aan inkomsten uit hennepteelt had. Hierop heeft het Uwv besloten om de Wajong-uitkering van appellant te korten en een bedrag van € 8.858,64 terug te vorderen.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat hij geen hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht is uitgegaan van de gegevens uit het politierapport en het rapport van Enexis, en dat de terugvordering van de Wajong-uitkering gerechtvaardigd is. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.