Uitspraak
PROCESVERLOOP
.Appellant is via videobellen verschenen, bijgestaan door mr. Huisman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak staat de weigering van het Uwv om appellant per 25 oktober 2021 een WIA-uitkering toe te kennen centraal. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat appellant betwist. Hij stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze beslissing. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had waarom appellant niet meer beperkingen had dan vastgesteld. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om aan de medische beoordeling te twijfelen en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij per 25 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat de weigering van het Uwv in stand blijft en dat appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt.