ECLI:NL:CRVB:2024:1635

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
23/2252 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand tandartskosten en herziening door college

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandartskosten. De aanvraag, die op 24 november 2022 werd ingediend, betrof een bedrag van € 407,20. Een tweede aanvraag op 3 januari 2023, voor een bedrag van € 481,27, omvatte extra kosten van € 74,07. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft de eerste aanvraag afgewezen op 10 januari 2023, omdat appellant voldoende draagkracht had om deze kosten zelf te betalen. Appellant heeft tegen deze afwijzing geen bezwaar gemaakt. De tweede aanvraag werd ook afgewezen, maar het college heeft later aangegeven dat het de afwijzing van de extra kosten niet langer wilde handhaven. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 heeft het college verklaard dat het appellant alsnog een bedrag van € 74,07 aan bijzondere bijstand wil verlenen, zonder een nieuwe berekening te maken. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep slaagt, omdat het college de draagkracht van appellant niet correct heeft berekend. De uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 juli 2023 is vernietigd, en het college is verplicht om de bijzondere bijstand voor tandartskosten tot een bedrag van € 74,07 te verlenen. Appellant krijgt het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

23/2252 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 juli 2023, 23/816 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak: 6 augustus 2024

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over een aanvraag om bijzondere bijstand voor tandartskosten. Het hoger beroep slaagt, omdat het college appellant alsnog de gevraagde bijstand wil toekennen. Dit geldt niet voor de kosten van een eerdere aanvraag van appellant. Omdat appellant tegen die afwijzing geen bezwaar heeft gemaakt, kan hij deze kosten in dit hoger beroep niet meer ter discussie stellen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 juni 2024. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J. Luigies.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Op 24 november 2022 heeft appellant bijzondere bijstand voor tandartskosten aangevraagd tot een bedrag van € 407,20.
1.2.
Op 3 januari 2023 heeft appellant opnieuw bijzondere bijstand voor tandartskosten aangevraagd, maar nu tot een bedrag van € 481,27. Deze aanvraag ziet op dezelfde kosten als de aanvraag van 24 november 2022 en daarnaast op extra kosten ter hoogte van € 74,07.
1.3.
Met een besluit van 10 januari 2023 heeft het college de aanvraag van 24 november 2022 afgewezen, omdat appellant nog voldoende draagkracht had om de kosten ter hoogte van € 407,20 zelf te betalen. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.4.
Het college heeft de aanvraag van 3 januari 2023 opgevat als een aanvraag om bijstand voor de extra kosten ter hoogte van € 74,07. Met een besluit van 13 januari 2023 heeft het college ook deze aanvraag afgewezen, omdat appellant nog steeds voldoende draagkracht had om de kosten ter hoogte van € 74,07 zelf te betalen. Met een besluit van 22 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het college deze afwijzing in stand gelaten.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geding
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ook had moeten oordelen over het bedrag van € 407,20. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.1.1.
De aanvraag om bijzondere bijstand voor het bedrag van € 407,20 is afgewezen bij besluit van 10 januari 2023. Appellant heeft tegen het besluit van 10 januari 2023 geen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft het college alleen beslist op de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de extra tandartskosten ter hoogte van € 74,07. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de omvang van het geding is beperkt tot de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de extra kosten van een tandheelkundige behandeling.
Het besluit van 13 januari 2023
4.2.
Het college heeft ter zitting van de Raad laten weten het bestreden besluit en het besluit van 13 januari 2023 niet langer te handhaven. Het college heeft de draagkracht van appellant voor de aanvraag van 3 januari 2023 niet juist berekend. Uit praktische overwegingen wil het college zonder een nieuwe berekening te maken aan appellant een bedrag van € 74,07 aan bijzondere bijstand verlenen.
4.3.
Vanwege dit nadere standpunt van het college hoeven de overige beroepsgronden van appellant niet te worden besproken.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd.
4.5.
Gelet op 4.2 zal de Raad zelf in de zaak voorzien door het besluit van 13 januari 2023 te herroepen en te bepalen dat het college aan appellant bijzondere bijstand verleent voor tandartskosten tot een bedrag van € 74,07.
4.6.
Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken. Wel krijgt appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 22 maart 2023;
  • herroept het besluit van 13 januari 2023, bepaalt dat het college aan appellant bijzondere bijstand verleent voor tandartskosten tot een bedrag van € 74,07 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 22 maart 2023;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman als voorzitter en W.F. Claessens en J.E. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van N. Benhaddou als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) N. Benhaddou

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 7.1.
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
[…]