ECLI:NL:CRVB:2024:1619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor eerdere functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 11 juli 2022 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een ZW-uitkering ontving, stelde dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om de hem voorgehouden functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn toegenomen beperkingen, geschikt was voor ten minste één van de eerder geduide functies in het kader van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb). De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat appellant geschikt was voor de functies productiemedewerker industrie en administratief ondersteunend medewerker, ondanks de door appellant aangevoerde medische beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.