In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de arbeidsongeschiktheid van appellant. De Raad heeft eerder op 26 april 2022 en 26 oktober 2023 tussenuitspaken gedaan waarin gebreken in het bestreden besluit van het Uwv zijn geconstateerd. Het Uwv heeft op 26 januari 2024 een gewijzigd besluit genomen ter uitvoering van deze tussenuitspaken, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 55 tot 65%. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv met dit gewijzigde besluit de gebreken heeft hersteld, maar dat het niet volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft de Raad het beroep tegen het oorspronkelijke besluit van 19 juli 2018 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 3.937,50, en moet het Uwv het griffierecht van € 177,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.E. Fortuin, met E.X.R. Yi als griffier.