ECLI:NL:CRVB:2024:1606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen wegens gebrek aan verzekering en verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1955, had op 10 juni 2021 een aanvraag voor AOW-pensioen ingediend, waarbij hij stelde dat hij van 1971 tot 1976 in Amsterdam had gewoond en gewerkt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is dat de appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt in de genoemde periode. De aanvraag werd afgewezen op 21 april 2022, en het bezwaar hiertegen werd ongegrond verklaard op 27 oktober 2022. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep van de appellant.
Tijdens de zitting op 27 juni 2024 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. N. Zuidersma-Hovers. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder de stelling dat hij wel degelijk in Nederland heeft gewerkt. De Svb had echter geen bewijs kunnen vinden dat de appellant in de bevolkingsregisters of andere relevante registers voorkwam. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet verzekerd was voor de AOW, en bevestigde de eerdere uitspraak. Hierdoor blijft de afwijzing van de AOW-aanvraag in stand, en heeft de appellant geen recht op een AOW-pensioen. Tevens werd bepaald dat de appellant geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.