ECLI:NL:CRVB:2018:3410

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
17-8180 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de AOW-pensioen aanvraag en bewijsvoering van identiteit

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1942, een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hij stelt dat hij in de periode van 7 oktober 1965 tot en met 1971 onder de naam [naam], geboren in 1938, in Nederland heeft gewerkt. Ter onderbouwing heeft hij verschillende documenten overgelegd, waaronder een werkgeversverklaring en een werkvergunning. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor AOW, omdat er twijfels bestonden over de identiteit van appellant en of hij dezelfde persoon is als [naam].

In bezwaar heeft appellant grotendeels dezelfde stukken ingediend, maar de Svb heeft deze niet als voldoende bewijs geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij recht heeft op AOW, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de overgelegde Attestations de Concordance geen betekenis hebben, omdat deze geen objectief verifieerbare gegevens bevatten die de identiteit van appellant kunnen bevestigen.

De Raad onderschrijft de benadering van de Svb dat alleen een door de rechter bekrachtigde notariële akte, gebaseerd op controleerbare gegevens, kan leiden tot erkenning van de identiteit. De Raad komt tot de conclusie dat appellant niet heeft aangetoond dat hij tijdvakken van verzekering voor de AOW in Nederland heeft vervuld, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.8180 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2017, 17/3835 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 18 oktober 2018
Zitting heeft: mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: H. Achtot
Ter zitting is verschenen: mr. A.F.L.B. Metz namens de Svb. De gemachtigde van appellant, mr. M. el Idrissi, is zonder kennisgeving niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1.
Appellant, geboren [in] 1942, heeft een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hij heeft daarbij gesteld dat hij in de periode van 7 oktober 1965 tot en met 1971 onder de naam [naam] , geboren in 1938, in Nederland heeft gewerkt. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft appellant een werkgeversverklaring van bedrijf [naam bedrijf] te [gemeente] overgelegd, een werkvergunning voor het bedrijf [NV] , coupons van het pensioenfonds voor de metaalindustrie en een vergunning tot vestiging.
1.2.
Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft de Svb geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een AOW‑pensioen, omdat niet is gebleken dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt en hij dus niet verzekerd is geweest voor de AOW. Aan deze weigering ligt ten grondslag dat bij de Svb twijfel bestaat of appellant dezelfde persoon is als [naam] .
1.3.
In bezwaar heeft appellant grotendeels dezelfde stukken ingebracht als die bij zijn AOW‑aanvraag zijn ingediend. Daaraan heeft appellant, ten bewijze dat hij dezelfde persoon is als [naam] , verschillende Attestations de Concordance toegevoegd uit 2007, 2015 en 2016.
1.4.
Bij het bestreden besluit van 31 mei 2017 is het bezwaar tegen het besluit van 23 augustus 2007 ongegrond verklaard. Daarbij is in aanmerking genomen dat appellant de AOW‑aanvraag heeft ingediend onder de naam [appellant] , geboren op [in] 1942, en dat deze naam ook op het uittreksel van de geboorteakte van 17 mei 2007 staat vermeld. Aan de overgelegde Attestations de Concordance heeft de Svb geen gewicht toegekend. Mede door het ontbreken van een door de rechter bekrachtigde notariële akte, zijn de Attestations de Concordance geen objectief verifieerbare stukken.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recht heeft op een AOW-pensioen, omdat hij in Nederland heeft gewerkt onder zijn oude naam [naam] , geboren in 1938. Ter ondersteuning van deze stelling is verwezen naar eerder in de procedure ingebrachte bewijsstukken.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Aan de onder 1.4 genoemde Attestations de Concordance kan reeds hierom geen betekenis worden toegekend, dat daarop behalve het (van het geboortejaar van appellant afwijkende) geboortejaar en de geboorteplaats, geen antecedent van [naam] staat vermeld. Verder kan de naam [naam] op geen enkele manier in verband worden gebracht met de naam [appellant] .
4.3.
De Svb heeft ter zitting verklaard dat de waarde die de Svb zou hechten aan een door de rechter bekrachtigde notariële akte, afhankelijk is van de mate waarin zou blijken van aan deze akte ten grondslag liggende objectief verifieerbare gegevens. In het verlengde van de vaste rechtspraak van de Raad over wijziging van een geboortedatum houdt de Svb alleen rekening met een door de rechter bekrachtigde notariële akte, wanneer deze is gebaseerd op controleerbare gegevens die doorslaggevende betekenis hebben. Een dergelijke akte kan voor de Svb aanleiding geven om de authentieke stukken op te vragen, waarop de akte is gebaseerd. Op basis van de authentieke stukken moet het voor de Svb objectief verifieerbaar zijn dat het om dezelfde persoon gaat. Deze benaderingswijze van de Svb wordt door de Raad onderschreven (zie ook de uitspraak van de Raad van 26 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3193).
4.5.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat appellant en [naam] dezelfde persoon zijn. Appellant heeft hierdoor niet aangetoond dat hij tijdvakken van verzekering voor de AOW in Nederland heeft vervuld. Dit leidt tot bevestiging van de aangevallen uitspraak.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) H. Achtot (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring der verzekerden.

OS