ECLI:NL:CRVB:2024:1573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering (ZW-uitkering) van appellante per 9 juli 2021 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om de geselecteerde functies te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten de ZW-uitkering te beëindigen, omdat appellante geschikt wordt geacht voor de geselecteerde functies, ondanks haar aangevoerde beperkingen. De Raad volgt de conclusie van de verzekeringsarts dat appellante, zelfs met extra beperkingen, in staat is om de functies uit te oefenen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.