ECLI:NL:CRVB:2024:1571
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. Appellante had zich ziekgemeld op 22 september 2016 en ontving een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 22 oktober 2017, omdat appellante meer dan 65% van haar laatst verdiende loon kon verdienen in passende functies. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar medische beperkingen niet correct waren ingeschat. De Raad heeft een neuroloog als deskundige geraadpleegd, die concludeerde dat er geen extra beperkingen waren ten opzichte van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 maart 2018. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelde dat de totale procedure meer dan vier jaar had geduurd, wat resulteerde in een overschrijding van de redelijke termijn van bijna tien maanden. De Staat werd veroordeeld tot betaling van € 3.000,- aan appellante als schadevergoeding voor deze overschrijding. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten in verband met de beëindiging van de ZW-uitkering, maar wel voor de kosten van rechtsbijstand in het kader van het verzoek om schadevergoeding.