ECLI:NL:CRVB:2024:1506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1988, had in 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij stelde duurzaam niet over arbeidsvermogen te beschikken door een recidiverende depressie, angstklachten en paniekaanvallen. Het Uwv weigerde de aanvraag, omdat appellant op de datum van het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 6 september 2021 over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden om als jonggehandicapte aangemerkt te worden. De Raad volgde de argumentatie van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die stelden dat appellant op de datum van het onderzoek wel degelijk arbeidsvermogen had. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant niet duurzaam geen arbeidsvermogen had, en dat de motivering van het Uwv voor de afwijzing van de aanvraag voldoende was. Appellant had geen bewijs geleverd dat zijn arbeidsvermogen duurzaam ontbrak, en de Raad concludeerde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand bleef.