Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
(was 9 november 2020).
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 11 november 2020. Appellant, die eerder ziek was gemeld na een geweldsincident, was van mening dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om de functies te verrichten die eerder in het kader van de WIA-beoordeling waren geselecteerd. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant, ondanks zijn beperkingen, geschikt was voor deze functies. Na een eerdere beëindiging van de ZW-uitkering per 9 november 2020, werd deze datum later aangepast naar 11 november 2020 na bezwaar van appellant. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 6 december 2023 werd de zaak behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.A. Remport Urban. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geschikt was voor de eerder geselecteerde functies, en dat de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was. De Raad volgde de argumenten van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen nieuwe medische gegevens had ingebracht die zijn standpunt onderbouwden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.