ECLI:NL:CRVB:2024:1494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot ambulante ondersteuning en huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had aanvragen ingediend voor maatwerkvoorzieningen bestaande uit ambulante ondersteuning en huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvragen afgewezen, stellende dat appellant gebruik kan maken van gebruikelijke hulp en dat er geen noodzaak was voor de gevraagde voorzieningen. De Raad heeft de afwijzing van het college bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat de diagnose Alzheimer, die na de bestreden besluiten was gesteld, niet leidde tot de conclusie dat de adviezen van het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) onzorgvuldig waren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college niet verplicht was om maatwerkvoorzieningen te verstrekken, omdat appellant voldoende ondersteuning kon krijgen van zijn partner en dochter, en dat de adviezen van het IAB voldoende onderbouwd waren. De Raad heeft de beroepsgronden van appellant verworpen en de bestreden besluiten in stand gelaten. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.