ECLI:NL:CRVB:2024:1449

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
21/4040 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.K. Wouterse, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 6 oktober 2021 in de zaak met nummer 20/4286 uitspraak gedaan. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een verweerschrift ingediend en zijn er nadere stukken door beide partijen ingediend. Op 27 november 2023 heeft het Uwv een gewijzigd standpunt ingenomen, waarna appellante heeft besloten het hoger beroep in te trekken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv instemde met de veroordeling en de door appellante opgegeven bedragen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die betrekking hebben op de proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De proceskosten zijn begroot op € 4.747,90, inclusief kosten voor rechtsbijstand en vergoeding van griffierechten. De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, met O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.

Uitspraak

21/4040 WIA
Datum uitspraak: 10 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 oktober 2021, 20/4286 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante B.V.] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.K. Wouterse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
In een brief van 27 november 2023 heeft het Uwv een gewijzigd standpunt ingenomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft zich kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten alsmede in de door appellante opgegeven bedragen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken, omdat het Uwv in de brief van 27 november 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De kosten voor rechtsbijstand worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 624,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 624,-), op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift), in totaal € 3.249,-. Daarnaast komen de kosten voor het inschakelen van een medisch adviseur in beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.498,90 voor vergoeding in aanmerking. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 4.747,90.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.747,90;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 895,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) O.N. Haafkes