Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu de ex-werknemer geen toestemming heeft
gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands
arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
bevatten geen tegenstrijdigheden;
zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
6. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet
WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
7. Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van een volledige arbeidsongeschiktheid dient
de verzekeringsarts het door verweerder vastgestelde beoordelingskader, genaamd “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader), te hanteren. Dit beoordelingskader is een hulpmiddel voor de verzekeringsarts bij het beoordelen van de vraag of de arbeidsongeschiktheid als duurzaam is aan te merken. Ook als niet alle stappen van het beoordelingskader zijn gezet, is niet reeds daarom sprake van een motiveringsgebrek, als in dat concrete geval het besluit is voorzien van een deugdelijke motivering.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
8. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De
primaire verzekeringsarts is namelijk niet of nauwelijks ingegaan op de door de ex-werknemer ervaren psychische klachten en heeft ten onrechte geen informatie uit de behandelend sector opgevraagd. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ex-werknemer ten onrechte niet zelf gesproken of onderzocht, geen nadere uitvraag gedaan naar de klachten en beperkingen en ten onrechte geen informatie uit de behandelend sector (GGnet, huisarts en de longarts) opgevraagd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een rapportage van 27 mei 2021 van de door haar ingeschakelde medisch adviseur [medisch adviseur] overgelegd.
9. De rechtbank overweegt dat uit de rapportage van 3 juli 2020 van de primaire
verzekeringsarts blijkt dat hij het dossier en de ontvangen informatie heeft bestudeerd en op 1 juli 2020 een telefonisch spreekuur met de ex-werknemer heeft gehouden. Uit de rapportage van 28 september 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat deze arts zijn conclusies heeft gebaseerd op basis van de informatie in het dossier en de gronden van bezwaar. Weliswaar hebben de verzekeringsartsen de ex-werknemer niet fysiek gezien en onderzocht, maar uit de rapportage van 23 april 2018 in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling en uit de rapportage van 7 mei 2019 in het kader van de WIA-beoordeling per einde wachttijd blijkt dat de ex-werknemer toen wel door een verzekeringsarts is gezien en daarbij psychisch is onderzocht. Daaruit komt naar voren dat bij de ex-werknemer sprake is van complexe psychische problematiek, waarvoor een intensief behandelprogramma gevolgd gaat worden. Uit het nadien gehouden telefonische spreekuur door de verzekeringsarts op 1 juli 2020 is gebleken dat de situatie van de ex-werknemer nog hetzelfde was en dat hij in afwachting was van de start van een intensief behandeltraject. Ten tijde van de beoordeling van het bezwaar van eiseres (28 september 2020) was de situatie onveranderd. De rechtbank is van oordeel dat de rapportages eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd tot stand zijn gekomen. De rapportages van de verzekeringsartsen voldoen daarmee aan de drie voorwaarden.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
10. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft
onderbouwd dat geen sprake is van een duurzame arbeidsongeschiktheid, aangezien de ex-werknemer al sinds december 2017 deze klachten heeft en sindsdien daarvoor in behandeling is geweest zonder dat verbetering is opgetreden. Daarnaast voert eiseres aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft onderbouwd waarom bij de ex-werknemer sprake is van een meer dan geringe kans op verbetering van de belastbaarheid en op welke termijn dat dan is. Het dossier bevat volgens eiseres ten onrechte geen medische informatie van GGnet en van de huisarts om tot een goede onderbouwde beoordeling te komen of sprake is van een duurzame arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres de eerder genoemde rapportage van 27 mei 2021 van de door haar ingeschakelde medisch adviseur [medisch adviseur] overgelegd.
11. Op de zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat, gezien het feit dat de verzekeringsartsen
hebben nagelaten om informatie uit de behandelend sector op te vragen, het ook nog zo kan zijn dat het wellicht beter gaat met de ex-werknemer in plaats van slechter.
12. De rechtbank overweegt allereerst dat voor zover eiseres met haar aanvulling op de
zitting heeft willen betogen dat de ex-werknemer geen recht heeft op een WIA-uitkering, dit te laat is aangevoerd. De rechtbank gaat daarom niet inhoudelijk op deze beroepsgrond in.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische
beoordeling. De door eiseres ingebrachte medische informatie maakt niet dat getwijfeld wordt aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank legt dit als volgt uit. De primaire verzekeringsarts concludeert in de rapportage van 3 juli 2020 op grond van de anamnese en de bevindingen bij het telefonisch spreekuurcontact dat de verwachting is dat met adequate behandeltrajecten op termijn nog een aanzienlijke verbetering van de belastbaarheid van de ex-werknemer gerealiseerd kan worden. De ex-werknemer brengt bij de primaire verzekeringsarts naar voren dat hij geen enkele verbetering ervaart ten aanzien van zijn psychische klachten en dat hij eerst zijn behandeling wil afwachten. Bij GGNet is diagnostisch vastgesteld dat sprake is van complexe psychische problematiek. Hij is nog steeds in afwachting van de start van een adequate behandeling, omdat gekeken moet worden op welke manier dit vorm moet worden gegeven. Vervolgens is de behandeling uitgesteld vanwege de coronamaatregelen.
14. Ter aanvulling op de hiervoor genoemde redenen dat de behandeling van de ex-
werknemer nog niet is gestart, stelt de rechtbank vast dat het dossier een brief van GGNet van 1 februari 2018 bevat. Daaruit blijkt dat de ex-werknemer door zijn huisarts daarheen is verwezen en dat uit de bij GGNet doorlopen triage het advies is voortgekomen voor specialistische zorg binnen GGNet ambulant. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij de ex-werknemer sprake is van serieuze psychische klachten die voor behandeling in aanmerking komen. Aangezien sprake is van een wachtlijst wegens een groot aantal aanmeldingen, verwacht GGNet de ex-werknemer pas medio augustus 2018 te informeren over het verdere verloop. Verder blijkt uit het dossier dat de ex-werknemer bij de verzekeringsarts in het kader van de WIA-beoordeling per einde wachttijd heeft aangegeven dat bij GGNet van alles is misgegaan. Zijn intake is onder andere kwijtgeraakt en een nieuwe intake zal eind mei 2019 plaatsvinden. De rechtbank concludeert hieruit dat de behandeling van de ex-werknemer telkens niet is gestart wegens omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de ex-werknemer liggen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in de rapportage van 28 september 2020
aan dat het evident is dat de gerichte behandeling van de ex-werknemer nog dient te starten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep noemt als mogelijke behandeling voor de vastgestelde diagnose die vooral aan de psychische problematiek onderliggend is het ondergaan van een gerichte protocollaire traumabehandeling, hetgeen in de tweede lijn zal gaan starten. In geval van onvoldoende resultaat kan ook nog een behandeling in de derde lijn worden gestart. Door het volgen van deze behandeling(en) is de verwachting dat de eerste twee vastgestelde diagnoses, die onder psychische klachten vallen, volledig in remissie komen. In aanvulling hierop geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog aan dat aanvullend gerichte behandeling kan plaatsvinden indien de derde vastgestelde diagnose persisteert. Op basis hiervan concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de verwachte prognose is dat de ex-werknemer zijn eigen werk binnen het eerstkomende jaar na aanvang van de behandeling kan hervatten. Deze verwachting bestond al bij aanvang van de huidige arbeidsongeschiktheidsperiode. Tot slot geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 28 september 2020 ten aanzien van de longproblematiek aan dat daarvan op de datum in geding geen sprake van was. Bovendien worden deze klachten van tijdelijke aard geacht en wordt volledig herstel verwacht.
De rechtbank ziet geen aanleiding de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is in het licht van het beoordelingskader voldoende
onderbouwd dat bij de ex-werknemer een meer dan geringe kans bestaat op verbetering van de belastbaarheid binnen het eerstkomende jaar na aanvang van de behandeling. Dat betekent dat de ex-werknemer niet-duurzaam arbeidsongeschikt is.
De beroepsgronden slagen niet.