ECLI:NL:CRVB:2024:1448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. O.W.G. van Petegem, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 26 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4526. Tijdens de behandeling van de zaak op 16 augustus 2023 heeft het Uwv, vertegenwoordigd door mr. G.A. Vermeijden, een verweerschrift ingediend. Op 27 september 2023 heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan. Vervolgens heeft het Uwv op 13 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant heeft de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 3.500,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.750,- voor de kosten in beroep en € 1.750,- voor de kosten in hoger beroep, waarbij de kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden. De Raad heeft deze beslissing genomen op basis van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.