ECLI:NL:CRVB:2024:1448

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
22/1768 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. O.W.G. van Petegem, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 26 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/4526. Tijdens de behandeling van de zaak op 16 augustus 2023 heeft het Uwv, vertegenwoordigd door mr. G.A. Vermeijden, een verweerschrift ingediend. Op 27 september 2023 heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan. Vervolgens heeft het Uwv op 13 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant heeft de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 3.500,-. Dit bedrag is opgebouwd uit € 1.750,- voor de kosten in beroep en € 1.750,- voor de kosten in hoger beroep, waarbij de kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden. De Raad heeft deze beslissing genomen op basis van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.

De uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.

Uitspraak

22/1768 WIA
Datum uitspraak: 10 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 april 2022, 21/4526 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. O.W.G. van Petegem hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 augustus 2023. Voor appellant is mr. Van Petegem verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.
De Raad heeft op 27 september 2023 [1] een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft op 13 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 december 2023 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,-) en € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 875,-), in totaal € 3.500,- voor verleende rechtsbijstand.
Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.500,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) O.N. Haafkes