ECLI:NL:CRVB:2024:1431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een executoriaal derdenbeslag op AOW-pensioen
In deze zaak heeft appellant, die een AOW-pensioen ontvangt, bezwaar gemaakt tegen een inhouding op zijn pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) als gevolg van een deurwaardersbeslag. Het beslag werd gelegd door een deurwaarder op 14 oktober 2022, waarbij de beslagvrije voet op € 737,- per maand is vastgesteld. De Svb heeft appellant op 7 november 2022 geïnformeerd dat er vanaf november 2022 een bedrag van € 450,13 per maand op zijn AOW-pensioen wordt ingehouden. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 juni 2024, waarbij appellant zelf aanwezig was en de Svb vertegenwoordigd werd door drs. W. van den Berg. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb binnen de kaders van het beslag is gebleven en dat de rechtmatigheid van het beslag niet door de Svb of de Raad kan worden beoordeeld. Appellant heeft betoogd dat het beslag onrechtmatig is omdat het zonder geldig vonnis zou zijn gelegd, maar de Raad heeft dit betoog verworpen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de uitspraak van de rechtbank bevestigt, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.