ECLI:NL:CRVB:2024:1430

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
22/1321 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van jeugdhulp in de vorm van dyslexiebehandeling op basis van criteria voor ernstige enkelvoudige dyslexie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor jeugdhulp in de vorm van een dyslexiebehandeling. De appellant, vertegenwoordigd door zijn ouders, had op 21 april 2020 jeugdhulp aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Assen heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet voldeed aan de criteria voor ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) zoals vastgesteld in het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0. De deskundige van het Regionaal Instituut Dyslexie (RID) had geconcludeerd dat de persoonlijke situatie van appellant geen reden gaf om van het protocol af te wijken.

De rechtbank Noord-Nederland had eerder de afwijzing van het college in stand gehouden, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het college terecht had besloten dat appellant niet in aanmerking kwam voor dyslexiebehandeling, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor EED. De Raad benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het protocol rechtvaardigden. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd eveneens afgewezen, omdat de procedure binnen de redelijke termijn was afgerond.

De uitspraak bevestigt dat de criteria voor dyslexiebehandeling strikt moeten worden nageleefd en dat er geen ruimte is voor uitzonderingen zonder voldoende onderbouwing.

Uitspraak

22/1321 JW
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2022, 21/2037 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Assen (college)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de afwijzing van jeugdhulp in de vorm van een dyslexiebehandeling. De Raad komt net als de rechtbank tot het oordeel dat het college de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen. Appellant voldoet niet aan de criteria om te kunnen spreken van ernstige enkelvoudige dyslexie en volgens de door het college geraadpleegde deskundige geeft de persoonlijke situatie van appellant geen reden om af te wijken van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0.

PROCESVERLOOP

Namens appellant en zijn wettelijk vertegenwoordigers [naam en naam] heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juni 2024. Namens appellant zijn verschenen zijn wettelijk vertegenwoordigers, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Bottema en M. Veurink.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Namens appellant, geboren op [datum] 2010, hebben zijn ouders, tevens wettelijk vertegenwoordigers, op 21 april 2020 jeugdhulp aangevraagd. Ter onderbouwing van dit verzoek is verwezen naar het onderzoeksrapport van orthopedagoog [X] van het Regionaal Instituut Dyslexie (RID) van juli 2019. Uit dit onderzoeksrapport blijkt dat in juli 2019 bij appellant dyslexie is vastgesteld.
1.2.
Bij besluit van 11 augustus 2020, gehandhaafd bij besluit van 18 mei 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag voor behandeling voor dyslexie op grond van de Jeugdwet afgewezen omdat het alleen behandeling vergoedt voor ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Volgens het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling 2.0 van 1 mei 2013 (Protocol) wordt een dyslexiebehandeling alleen vergoed wanneer twee van de drie indicatoren onder de 10% scoren en er sprake is van EED. In de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2020 (Nadere Regels) is vastgesteld dat alleen sprake kan zijn van een dyslexiebehandeling als sprake is van EED. Omdat daar bij appellant geen sprake van is, komt hij niet in aanmerking voor de bekostiging van de behandeling van dyslexie. Van een uitzonderlijke situatie waardoor afgeweken moet worden van het Protocol is geen sprake. Appellant valt daarmee volgens het college terug op de basisondersteuning die elke school biedt aan leerlingen met niet-ernstige enkelvoudige dyslexie. Indien de begeleiding vanuit school toch onvoldoende blijkt te zijn bestaat volgens het college nog steeds de mogelijkheid om vanuit de Jeugdwet de eerdere begeleiding door KEI, weer op te starten.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat in de wetsgeschiedenis van de Jeugdwet geen aanknopingspunten te vinden zijn voor het oordeel dat de wetgever bij de overheveling van de dyslexiezorg van de Zorgverzekeringswet naar de Jeugdwet een ruimer of ander bereik van dyslexiezorg heeft beoogd. Hieruit volgt dat het college op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet enkel verplicht is dyslexiezorg te verlenen als sprake is van de diagnose EED. In zoverre zijn de Nadere regels – waarin staat dat alleen als sprake is van EED er sprake kan zijn van een behandeling van dyslexie op grond van de Jeugdwet – dan ook niet onredelijk. Om vast te stellen of sprake is van EED hanteert het college het Protocol. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 24 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3453, heeft de rechtbank geoordeeld dat het college het Protocol heeft mogen gebruiken om te bepalen of appellant jeugdhulp nodig heeft voor zijn dyslexieklachten. Volgens het Protocol is sprake van EED als twee van de drie indicatoren onder de 10% scoren. Uit het advies van het RID volgt dat appellant daaraan niet voldoet. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan het college tot een ander oordeel had moeten komen. In de omstandigheden dat appellant net niet voldoet aan de vereisten en zijn broer veel baat heeft gehad bij een dyslexiebehandeling hoefde het college geen aanleiding te zien om toch aan appellant jeugdhulp toe te kennen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken, evenals het verzoek dat appellant ter zitting heeft gedaan om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van jeugdhulp in de vorm van dyslexiebehandeling in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht en zich in wezen beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij appellant geen EED is vastgesteld. Wat partijen verdeeld houdt, is of appellant desondanks in aanmerking moet worden gebracht voor jeugdhulp bestaande uit een dyslexiebehandeling.
4.3.
Appellant heeft terecht aangevoerd dat het Protocol ruimte geeft om af te wijken. Dit is ook door het college niet ontkend. Het college heeft daarom al in bezwaar navraag gedaan bij de deskundigen van het RID of bij appellant aanleiding bestond om van het Protocol af te wijken. GZ-psycholoog E. Dielissen heeft daarop geantwoord dat de persoonlijke situatie van appellant geen reden gaf om van het Protocol af te wijken. Het college mag afgaan op dit deskundig oordeel. Anders dan appellant meent, kan uit het antwoord van de GZ-psycholoog niet worden afgeleid dat alleen hoogbegaafdheid kan leiden tot afwijking van het Protocol. Hoogbegaafdheid wordt alleen als voorbeeld genoemd dat kan leiden tot afwijking van het Protocol. Dit houdt op zichzelf al in dat er ook andere redenen mogelijk zijn die de deskundigen zouden kunnen leiden tot het oordeel dat in een bepaalde situatie moet worden afgeweken van het Protocol. Maar bij appellant doet een dergelijke situatie zich dus niet voor.
4.4.
De omstandigheid dat het RID een gerichte dyslexiebehandeling voor appellant aanbeveelt leidt, anders dan appellant meent, niet tot de conclusie dat door het RID kennelijk wordt afgeweken van het Protocol. Zoals al uit het rapport van het RID blijkt, is een voorwaarde voor een behandeling die op grond van de Jeugdwet vergoed wordt dat – kort gezegd – sprake is van EED en komt appellant volgens de landelijke richtlijnen dus niet in aanmerking voor een vergoede behandeling in de zorg, aldus het RID. Zoals is uitgelegd in de in hoger beroep overgelegde verklaring van het RID kan ook minder ernstige dyslexie reden zijn voor behandeling. De Raad ziet in de feiten en omstandigheden van de onderhavige situatie geen aanleiding om een dergelijke behandeling toch onder het bereik van Jeugdwet te scharen en de kosten daarvan daarmee voor rekening van het college te brengen. Die zijn alsdan voor rekening van de ouders.
4.5.
Het college heeft dan ook mogen concluderen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellant in aanmerking moet worden gebracht voor behandeling van zijn dyslexie op grond van de Jeugdwet. Met de door het college geboden mogelijkheid om de begeleiding door KEI weer op te starten als de ondersteuning vanuit school onvoldoende blijkt te zijn, heeft het college voldaan aan de opdracht van artikel 2.3 van de Jeugdwet.
5. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, wordt afgewezen. De termijn is aangevangen op 18 september 2020, de dag waarop het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 11 augustus 2020 heeft ontvangen. Op 17 juli 2024 wordt in hoger beroep uitspraak gedaan, zodat de redelijke termijn van vier jaar voor de totale duur van de procedure niet is overschreden.

Conclusie en gevolgen

6. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
7. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en E.E.V. Lenos en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2024.
(getekend) J. Brand
(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet
Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Art. 2.9, eerste lid, onder a, van de Jeugdwet
1. De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:
a. over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
Artikel 4, eerste lid, onder p, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2016
1. De maatschappelijke ondersteuning voor zover het gaat om diensten en jeugdhulp richt zich op de domeinen veilig (V), zelfredzaam (Z), meedoen (M) en gezond (G). De domeinen zijn verdeeld in de volgende hoofdresultaten:
p. G4 dyslexie
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2020
Artikel 3.36.1
1. Ondersteuning met als doel het resultaat Dyslexie wordt geboden aan jeugdigen ten behoeve van de diagnosestelling en behandeling van dyslexie.
2. Het resultaat is dat de jeugdige in staat is om in het dagelijks functioneren zelfstandig om te gaan met de beperkingen die hij ervaart vanwege zijn dyslexie.
3. De volgende subresultaten kunnen worden toegekend:
a. De jeugdige is in staat om zelf in zijn dagelijks functioneren een zo hoog mogelijk niveau van technisch lezen en spellen te bereiken.
b. De jeugdige kan met ondersteuning omgaan met een laag niveau van technisch lezen.
c. Voorkomen dat problemen van dyslexie leiden tot intellectuele achterstand in verhouding tot de individuele mogelijkheden van het kind en/of verminderen van emotionele en sociale gevolgen.
Artikel 3.36.3 Afwegingskader
1. Dit resultaat wordt toegekend op grond van de Jeugdwet. Het afwegingskader zoals vermeld in artikel 2.3 Jeugdwet en de verordening is van toepassing.
2. Het college hanteert daarnaast de volgende uitgangspunten:
a. Slechts indien sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) kan er sprake zijn van behandeling van dyslexie.
b. …
c. Dyslexiezorg in Drenthe is vormgegeven conform het geldende protocol ‘Dyslexie Diagnostiek & Behandeling versie 2.0’ uit 2013.
d. …
e. …