ECLI:NL:CRVB:2024:1424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kostenvergoeding in hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder op 24 februari 2020 een uitspraak gedaan in een zaak betreffende bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten. Appellante had verzocht om kostenvergoeding, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft dit verzoek afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad overweegt dat het indienen van een nieuwe aanvraag voor een reeds toegekende periode niet nodig was geweest als de bewindvoerder eerder het college had gewezen op het feit dat niet volledig op de aanvraag was beslist. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van redelijkerwijs gemaakte kosten zoals bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad wijst erop dat alleen kosten die een partij redelijkerwijs heeft gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het verzoek van appellante om kostenvergoeding moet worden afgewezen, omdat de bewindvoerder niet tijdig heeft ingegrepen en het college niet op de hoogte heeft gesteld van de incomplete beslissing op de aanvraag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.E.M. Marsé als voorzitter en E.C.G. Okhuizen en K.M.P. Jacobs als leden, in aanwezigheid van griffier M. Zwart. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.