Uitspraak
18 december 2023, 23/1680
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Penning, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 december 2023. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 24/265 ZW. De Raad heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze bepaling is ook van toepassing op hoger beroep, zoals vermeld in artikel 6:24 van de Awb.
De gemachtigde van appellante is op 20 februari 2024 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken. Deze termijn is ongebruikt verstreken. Vervolgens is op 22 maart 2024 een tweede kans geboden om de beroepsgronden in te dienen, wederom met een termijn van vier weken. Ook deze termijn is niet benut. De Centrale Raad van Beroep heeft geen redenen gevonden die een verontschuldiging voor het verzuim rechtvaardigen.
Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.