ECLI:NL:CRVB:2024:1408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn. Appellant heeft verzet ingediend en aangevoerd dat hij niet in staat is het griffierecht te betalen, en dat dit zijn toegang tot de rechter belemmert, wat in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
Tijdens de zitting op 12 april 2024 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, maar de Raad heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die het niet betalen van het griffierecht hem niet of slechts in geringe mate kunnen worden toegerekend. De Raad heeft eerder, in een brief van 3 januari 2023, het verzoek om ontheffing van het griffierecht afgewezen.
De Raad heeft ook de stelling van appellant dat het heffen van griffierecht leidt tot partijdigheid van de rechtbank verworpen. Volgens de vaste jurisprudentie is het heffen van griffierecht niet in strijd met artikel 6 EVRM. De Raad concludeert dat het verzet ongegrond is en ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.