ECLI:NL:CRVB:2024:1407

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
21/4105 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad in hoger beroep tegen verzetzaak en herhaling van argumenten

In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2024, met zaaknummer 21/4105 PW-V, werd het verzet van appellant ongegrond verklaard. De Raad had zich eerder op 27 juni 2023 kennelijk onbevoegd verklaard, omdat er geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de rechtbank in een verzetzaak volgens artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant had in verzet aangevoerd dat de Raad wel bevoegd was en dat er onterecht geen aandacht was besteed aan zijn betalingsonmacht. Hij betwistte ook de redelijkheid van de termijn voor het voldoen van het griffierecht, die hij als onredelijk beschouwde. Appellant stelde dat hij niet tijdig een beroep op betalingsonmacht kon doen door een vermeende tekortkoming in de communicatie over de griffierechten.

De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant een herhaling waren van wat eerder in verzet bij de rechtbank was aangevoerd en dat deze geen grond boden voor de conclusie dat er sprake was van een ernstige schending van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Raad benadrukte dat volgens de Algemene wet bestuursrecht hoger beroep tegen verzetsuitspraken niet mogelijk is, tenzij er sprake is van een ernstige schending die een eerlijke behandeling in gevaar brengt. De door appellant als onredelijk ervaren termijnen werden niet als zodanig erkend. De Raad concludeerde dat er geen reden was om het appelverbod te doorbreken, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. Het betaalde griffierecht van € 134,- zal aan appellant worden teruggestort, maar er werden geen proceskosten aan appellant vergoed.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 mei 2024
21/4105 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 november 2021, 21/1700-V (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen (college)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 27 juni 2023 heeft de Raad zich kennelijk onbevoegd verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 12 april 2024. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen en ook het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 27 juni 2023 heeft de Raad zich kennelijk onbevoegd verklaard, omdat geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank in een verzetzaak op grond van art. 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat de Raad wel bevoegd was en dat de Raad zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de onjuiste beoordeling van zijn betalingsonmacht. Daarnaast voert appellant aan dat een termijn van acht weken voor het voldoen van het griffierecht onredelijk is. Appellant betwist bovendien dat hij de eerste nota heeft ontvangen, waardoor hij feitelijk slechts een termijn van vier weken gehad zou hebben om het griffierecht te voldoen en hij daardoor niet tijdig een beroep op betalingsonmacht kon doen. Doordat appellant niet de redelijke termijn van acht weken zou hebben gekregen, is volgens hem sprake van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die tevens schending opleveren van het recht op een eerlijk proces en het recht om daadwerkelijk en effectief te kunnen participeren als bedoeld in de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
In de Algemene wet bestuursrecht staat (artikel 8:104, tweede lid) dat het niet mogelijk is hoger beroep in te stellen tegen een verzetsuitspraak. Dit is slechts anders als zich een zodanig ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen heeft voorgedaan, dat van een eerlijke en onafhankelijke behandeling niet meer kan worden gesproken (zie de uitspraak van de Raad van 19 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:946). Wat appellant heeft aangevoerd is een herhaling van de argumenten die hij in verzet bij de rechtbank heeft aangevoerd en die argumenten bieden geen grond voor het oordeel dat zich in dit geval een zodanig ernstige schending heeft voorgedaan. De door appellant als onredelijk ervaren termijnen gelden niet als zodanig.
Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat er sprake is van een situatie die doorbreking van het appelverbod zou rechtvaardigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Het betaalde griffierecht zal aan appellant worden teruggestort.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 134,- door de griffier van de Raad aan appellant wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) S.C. Scholten