ECLI:NL:CRVB:2024:1382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WAJONG-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 22/1803 WAJONG. Het hoger beroep is ingetrokken door de appellant, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van de appellant moet worden veroordeeld, aangezien de appellant kosten heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep.
De appellant had eerder hoger beroep ingesteld via zijn advocaat, wijlen mr. S.G. Blasweiler, en later heeft mr. J.A. van Ham zich als opvolgend gemachtigde gesteld. Het Uwv had op 22 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna de appellant op 9 januari 2024 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. Het Uwv heeft de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op basis van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 875,- en heeft bepaald dat het Uwv ook het door de appellant betaalde griffierecht van € 136,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.