ECLI:NL:RBMNE:2022:2156

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
UTR 21/ 4324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening Wajong-uitkering en verblijf in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de herleving van een Wajong-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, had zijn uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) stopgezet gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege het niet inschrijven bij de gemeente en het niet doorgeven van zijn verblijf in het buitenland. Eiser had in 2020 een aanvraag ingediend om zijn uitkering te herleven, waarop het Uwv besloot dat de uitkering per 1 januari 2021 herleefde, omdat eiser sinds medio december 2020 weer in Nederland woonde.

Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn uitkering al eerder, namelijk vanaf 17 juni 2016, had moeten herleven. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder een verwijsbrief van 27 februari 2020, maar oordeelde dat deze onvoldoende bewijs bood voor een eerder verblijf in Nederland. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had beslist dat de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 januari 2021 herleefde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte inschrijving bij de gemeente en het tijdig doorgeven van verblijfplaats aan het Uwv voor het behoud van uitkeringen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: P.J. Langius).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 8 september 2015 heeft het Uwv beslist dat de uitkering van eiser op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
vanaf 1 september 2015 niet meer wordt uitbetaald. Eiser heeft zich namelijk niet bij de gemeente laten inschrijven en hij heeft niet aan het Uwv doorgegeven dat hij in het buitenland woont. Op grond daarvan ontstond bij het Uwv het vermoeden dat eiser niet langer meer recht had op een Wajong-uitkering.
1.2.
Met het besluit van 11 december 2015 heeft het Uwv beslist dat dat de betaling van de Wajong-uitkering van eiser is opgeschort en de hoogte van het voorschot op nihil is gesteld in verband met een nader onderzoek naar zijn verblijf in het buitenland.
1.3.
Met het besluit van 17 juni 2016 heeft het Uwv de bezwaren tegen de besluiten
van 8 september 2015 en 11 december 2015 ongegrond verklaard.
1.4.
Met het besluit van 30 september 2016 heeft het Uwv beslist dat de Wajong-uitkering van eiser per 1 juni 2016 definitief wordt beëindigd, omdat hij de door het Uwv op
23 augustus 2016 verzochte informatie over zijn huidige rekeningnummer niet uiterlijk op
1 september 2016 heeft verstrekt.
1.5.
Vervolgens heeft eiser op 18 december 2020 bij het Uwv een aanvraag ingediend om zijn Wajong-uitkering te doen herleven.
1.6.
Met het besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 januari 2021 herleeft, omdat hij sinds medio december 2020 weer in Nederland woont.
1.7.
Met het besluit van 29 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.8.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022 via MS-Teams.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Tussen partijen is in geschil met ingang van welke datum de Wajong-uitkering herleeft. Eiser voert aan dat dit vanaf 17 juni 2016 moet zijn althans met ingang van een eerdere datum dan 1 januari 2021, zoals het Uwv heeft beslist.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Artikel 3:19, eerste lid, onder c, van de Wajong bepaalt dat het recht op een uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen.
4. Uit de artikelen 3:20, eerste lid, en 3:31, vijfde lid, van de Wajong volgt dat het recht op uitkering herleeft met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte weer in Nederland is gaan wonen.
Wat vindt eiser?
5. Eiser voert aan dat hij niet uit Nederland is vertrokken. Hij verbleef langdurig zonder woon- en verblijfplaats in Nederland. Op onverklaarbare wijze is hij met zijn postadres aan de [adres] te [plaats] uitgeschreven, zonder dat hij dat wist. Pas in het voorjaar van 2021 is dit hersteld.
6. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij al voor december 2020 in Nederland verbleef, heeft eiser een verwijsbrief van 27 februari 2020 voor regulier Bemoeizorg, psychiatrie en verslaving van ZorgDomein ingebracht. Volgens eiser is hij na deze doorverwijzing opgenomen.
Wat vindt de rechtbank?
7. De rechtbank stelt vast dat eiser in de aanvraag van 18 december 2020 heeft vermeld dat hij zijn Wajong-uitkering wenst te laten herleven, omdat hij
thansweer in Nederland verblijft. Gelet op deze bewoordingen mocht het Uwv er daarom vanuit gaan dat eiser vanaf dat moment weer in Nederland verbleef en dus niet eerder.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de door eiser overgelegde verwijsbrief onvoldoende bewijs om te concluderen dat hij eerder dan per 18 december 2020 weer in Nederland woont. Verder heeft eiser zijn standpunt dat hij na de doorverwijzing is opgenomen (naar de rechtbank begrijpt: in een zorginstelling in Nederland) niet nader onderbouwd. In deze verwijsbrief heeft het Uwv daarom geen aanleiding hoeven zien de uitkering eerder dan 1 januari 2021 te laten herleven.

Conclusie

9. Het Uwv heeft terecht beslist dat de Wajong-uitkering van eiser vanaf
1 januari 2021 herleeft.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.