In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de herleving van een Wajong-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, had zijn uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) stopgezet gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege het niet inschrijven bij de gemeente en het niet doorgeven van zijn verblijf in het buitenland. Eiser had in 2020 een aanvraag ingediend om zijn uitkering te herleven, waarop het Uwv besloot dat de uitkering per 1 januari 2021 herleefde, omdat eiser sinds medio december 2020 weer in Nederland woonde.
Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn uitkering al eerder, namelijk vanaf 17 juni 2016, had moeten herleven. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder een verwijsbrief van 27 februari 2020, maar oordeelde dat deze onvoldoende bewijs bood voor een eerder verblijf in Nederland. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had beslist dat de Wajong-uitkering van eiser vanaf 1 januari 2021 herleefde. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte inschrijving bij de gemeente en het tijdig doorgeven van verblijfplaats aan het Uwv voor het behoud van uitkeringen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.