ECLI:NL:CRVB:2024:1343
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitvoering van executoriaal derdenbeslag op Wajong-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 16 maart 2022 aan appellant meegedeeld dat het een deel van zijn Wajong-uitkering boven de beslagvrije voet zou afdragen aan de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG) vanwege een executoriaal derdenbeslag. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld en dat de bestuursrechter niet de geldigheid van het beslag kon beoordelen. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en voerde aan dat de beslagvrije voet niet correct was vastgesteld en dat het Uwv zich niet aan de wettelijke termijnen had gehouden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 23 mei 2024, waarbij appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door P.J. Langius. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv binnen het kader van het beslag had gehandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitvoering van het derdenbeslag blijft in stand en appellant krijgt het betaalde griffierecht niet terug.