ECLI:NL:CRVB:2024:134
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld dat appellante ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 26 januari 2022. Appellante, die als haarstyliste werkte, stelde dat zij door haar medische beperkingen niet in staat was om haar eigen werk te verrichten en daarom recht had op voortzetting van het ziekengeld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante per genoemde datum geschikt was voor haar werk. De Raad volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen onvolledig beeld was van de medische situatie van appellante. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde. De Raad concludeert dat het Uwv de beëindiging van het ziekengeld terecht heeft doorgevoerd, omdat appellante op de relevante datum geen belemmeringen meer had om haar werk als haarstyliste te hervatten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskostenvergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagt.