Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het hoger beroep betreft de terugvordering van door het college afgedragen loonbelasting en premies volksverzekering. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn bijstand over de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 oktober 2019, maar het college heeft op 6 januari 2020 een besluit genomen om een bedrag van € 1.682,74 terug te vorderen. Dit besluit werd later door de rechtbank Rotterdam in stand gehouden.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar het college heeft op 11 april 2024 meegedeeld dat partijen een schikking hebben getroffen. Appellant had op 24 januari 2023 akkoord gegeven op een schikkingsvoorstel van het college, en het college heeft dit verzoek uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien het geschil tussen partijen door de schikking is opgelost. Appellant is niet verschenen op de zitting van 21 mei 2024, en de Raad heeft geconcludeerd dat er geen voldoende procesbelang is voor een uitspraak op het hoger beroep. Daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en krijgt appellant geen vergoeding voor proceskosten of terugbetaling van griffierecht.