ECLI:NL:CRVB:2024:1297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant. Appellant, geboren op [geboortedatum] 1993, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na onderzoek dat hij over arbeidsvermogen beschikte. Het Uwv weigerde de uitkering op 18 februari 2021, en dit besluit werd later door de rechtbank Limburg bevestigd. Appellant was van mening dat hij op en rond zijn 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had en voerde aan dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was geweest.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen had, en dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 april 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat en familie. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep besproken, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank het Uwv terecht had gevolgd in zijn standpunt. De Raad oordeelde dat appellant op de dag van zijn 18e verjaardag en in de vijf jaren daarna over arbeidsvermogen beschikte, en dat hij daarom niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen en de criteria voor het vaststellen van arbeidsvermogen in het kader van de Wajong-regeling.