ECLI:NL:CRVB:2024:1278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.J.W.C. Lipman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2059. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 24 januari 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant besloten het hoger beroep in te trekken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, nu het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, er aanleiding is om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 875,- voor het indienen van het beroepschrift en € 875,- voor het indienen van het hogerberoepschrift. Daarnaast heeft appellant een deskundigenrapport ingediend van verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, waarvoor een vergoeding van € 1.974,76 is vastgesteld. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 3.724,76, inclusief een vergoeding van het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.