ECLI:NL:CRVB:2024:1278

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
23/881 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S.J.W.C. Lipman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2059. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 24 januari 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant besloten het hoger beroep in te trekken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, nu het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, er aanleiding is om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 875,- voor het indienen van het beroepschrift en € 875,- voor het indienen van het hogerberoepschrift. Daarnaast heeft appellant een deskundigenrapport ingediend van verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, waarvoor een vergoeding van € 1.974,76 is vastgesteld. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 3.724,76, inclusief een vergoeding van het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 juni 2024
23/881 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 februari 2023, 21/2059 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.J.W.C. Lipman hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 24 januari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 januari 2024 volledig aan het hoger beroep van appellant is tegemoetgekomen. Omdat aan appellant is tegemoetgekomen, is er aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- in beroep (voor het indienen van het beroepschrift) en € 875,- in hoger beroep (voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Appellant heeft een deskundigenrapport van verzekeringsarts L. Greveling-Fockens ingediend. De kosten die appellant in dit verband redelijkerwijs heeft moeten maken komen gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De werkzaamheden van de verzekeringsarts (14,50 uren) worden vergoed conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Er wordt daarbij uitgegaan van een maximaal uurtarief van € 136,19 (in 2022). Dit betekent dat voor de werkzaamheden een bedrag van € 1.974,76 wordt vergoed.
De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 3.724,76.
Tevens zal het Uwv worden veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht. Dat griffierecht bedraagt in totaal € 185,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.724,76;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) D. Schaap