ECLI:NL:CRVB:2024:1264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en terugkomen op eerdere besluiten
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1998, heeft in 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen op basis van het ontbreken van duurzaam arbeidsvermogen. Appellant heeft in 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van de eerdere weigering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht niet is teruggekomen op de eerdere beslissing. De Raad oordeelt dat appellant geen nieuwe informatie heeft aangeleverd die zou kunnen leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen toename van beperkingen is opgetreden binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag van appellant, en dat het Uwv voldoende heeft aangetoond dat het arbeidsvermogen van appellant zich nog kan ontwikkelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bij het aanvragen van een Wajong-uitkering en de criteria die van toepassing zijn op de beoordeling van arbeidsvermogen.